Spreekwoorden: (1914) Over de tong gaan, d.w.z. besproken worden, meestal in ongunstigen zin; syn. van 't 18<sup>de<-sup>-eeuwsche: over de tong rollen (V. Effen IV, 217; Spaan, 171), op de tong rijden (zie n<sup>o<-sup>. 2271); over schuiten en wagens gaan2); op de praat liggen (Asselijn3)). Ieman... Gevonden op https://encyclo.nl/lokaal/10778